2. DE VATEN VAN HET VERTELLEN (18 DECEMBER 2018 - NOTES FROM #5)
De stille vanzelfsprekendheid van het verhaal
Het is mogelijk dat het onmogelijk is om iets nieuwer en juister te zeggen, maar over al het geschrevene daalt het stof der tijden neer, en ik denk daarom dat het goed is als er om de 10 jaar een andere een kruis trekt over al de oude dingen, en de wereld-van-vandaag opnieuw uitspreekt met andere woorden. Dat al het gezegde iedere 10 jaar zou moeten herhaald worden maar met andere woorden. Als ik het goed voorheb dan komt het erop neer dat het de vorm is die moet veranderen, want het evoluerend verstand en de blijvende domheid van de mens, alsook het schone geloof in de toekomst en de ketterse twijfel eraan, waren in de antieke-beschaving juist dezelfde als de dag van vandaag in onze hedendaagse-beschaving, maar iemand moet de oude wijn in nieuwe vaten gieten als gij alles opnieuw wilt zeggen, dan zult ge een andere vorm moeten zoeken, maar dewelke? -Louis Paul Boon (De kapellekensbaan) Louis Paul Boon verdedigt in de eerste pagina’s van De kapellekensbaan zijn noodzaak om iets te vertellen, goed wetende dat hij uiteindelijk zal vertellen wat iedereen die voor hem sprak al heeft verteld. Maar, zo besluit hij, het is niet de inhoud die het vertellen vernieuwend of noodzakelijk maakt, maar de vorm waarin deze wordt weergegeven. De vaten waarin de vertelling gevat wordt, maken iets wel of niet relevant. Wij proberen sinds mensenheugenis de wereld rondom ons, binnen ons, eventueel boven en onder ons te begrijpen via verbeeldingen, ficties en vertellingen. Dus als we stellen dat vooral de vorm van dit vertellen belangrijk is en deze vorm onlosmakelijk met een bepaalde inhoud is verbonden dan is het belangrijk deze vorm niet vanzelfsprekend te vinden. Voor deze tekst wil ik graag een onderscheid maken tussen ‘vertelling’ en ‘verhaal’. Een ‘vertelling’ is het totaal van echte of fictionele gebeurtenissen, terwijl ik het ‘verhaal’ zou willen opvatten als de specifieke vorm waarin die vertelling wordt gebracht. Er zijn vele soorten verhalen. De wereldliteratuur kent een grote verscheidenheid aan stijlen en genres, verspreid over verschillende periodes. Maar ik wil het graag over de meest fundamentele elementen van ‘het verhaal’ hebben, over onze oeroude manier van verhalen vertellen. ‘Het verhaal’ zoals wij het kennen om het zo te zeggen even onder de loep nemen en tegen zijn vanzelfsprekendheid ingaan.
Hiervoor begin ik bij het begin, het verhaal der verhalen, het über-verhaal waartoe elk ander verhaal zich moet verhouden, namelijk de geschiedenis. Want de geschiedenis is niet zo maar wat er in het verleden gebeurd is, maar ook hoe we het gebeurde vertellen. En ook deze vertelling heeft een heel specifieke vorm. Er hebben 107 miljard mensen de planeet bewoond en ontelbaar veel meer dieren, planten en andere levende en niet levende wezens. Toch is de geschiedenis die wij kennen er één van enkele individuen. Niet zomaar toevallig uitgekozen individuen, maar zij die vallen onder de categorieën: helden en slechteriken. Protagonisten en antagonisten. Deze helden sturen het grote verhaal van de geschiedenis door middel van oorlogen, veldslagen, revoluties en opstanden. Door middel van conflict en geweld dus. De geschiedenis wordt gereduceerd tot het verhaal van de (meestal witte, mannelijke) held die omwille van zijn macht, intelligentie en charisma een beslissende en onbetwistbare impact heeft op het verloop. De kritiek dat dit verhaal een gereduceerde en incorrecte visie op geschiedenis en cultuur geeft, is dan ook snel gemaakt. Maar ook het verloop van dit verhaal, waarin elke gebeurtenis een duidelijk gevolg is van een vorige gebeurtenis, zorgt voor een impliciete verdediging van conflict en geweld. Napoleon voerde deze veldslag omdat hij een andere verloor. Deze gesimplificeerde verhouding tussen oorzaak en gevolg heeft volgens mij een gevaarlijke eigenschap, namelijk dat het geweld rechtvaardigt en conflict onmisbaar maakt. De geschiedenis is een interessante maar specifieke casus om de verhaalvorm te onderzoeken. Wat kan het ons leren over het ontstaan en de gevolgen van deze vorm?
In de ban van de speer
Ursula le Guin schrijft in The Carrier Bag Theory Of Fiction over het ontstaan van ‘het verhaal’ in de prehistorie. Het eerste verhaal dat aan het kampvuur verteld zou zijn, was dat van de helden van de jacht die hun volk te eten gaven door met mammoeten te worstelen. We kunnen ons voorstellen dat dat een spannend verhaal was. Ook hier blijkt dit maar een klein stukje van de realiteit te belichten, in die periode was op mammoeten jagen namelijk een maar weinig voorkomende tijdsbesteding. De belangrijkste activiteit en bron van voedsel was het verzamelen van bessen, noten en zaden. Maar deze vertelling kennen we niet, aangezien hij niet spannend genoeg zou zijn om in het vat van verhaal gegoten te worden. De invloed van dit specifieke, mannelijk idee over spanning heeft, zo stelt Le Guin, een gigantische invloed gehad op alle volgende fictionele en niet-fictionele verhalen. So the Hero has decreed through his mouthpieces the Lawgivers, first, that the proper shape of the narrative is that of the arrow or spear, starting here and going straight there and THOK! hitting its mark (which drops dead); second, that the central concern of narrative is conflict; and third, that the story isn't any good if he isn't in it. -Ursula Le Guin (The Carrier Bag Theory Of Fiction) Deze kenmerken herkennen we niet enkel in de geschiedschrijving, maar zien we in alle verhalen terugkomen. Sinds Aristoteles krijg je in elke schrijfles het volgende cliché voorgeschoteld: dat je verhaal niet bestaat zonder conflict. Over de waarde van conflict valt veel te discussiëren, maar het is duidelijk dat met dit conflict geen vorm van dissensus of dispuut bedoeld wordt, aangezien de tweede vuistregel lijkt te zijn dat er een duidelijk machtsverschil tussen beide opponenten moet bestaan. De held moet een doel bereiken en daarbij hoort een overwinning. Het mogen dan vaak nobele doelen zijn, de held moet er recht op af, want het verhaal moet vooruit, wat betekent dat ze blind worden gemaakt voor alles wat ze onderweg omvergooien. Het doel blijkt dus altijd de middelen te heiligen. Le Guin vergelijkt het verhaal met een speer, niet alleen omdat het symbool staat voor het moordende, maar ook omdat een verhaal steeds rechtdoor lijkt te moeten gaan. De beginprincipes van een verhaal zijn lineair, teleologisch en op een specifiek idee van spanning berust. Daaruit volgt dat dit verhaal, dat alomtegenwoordig is en onze manier van denken vormgeeft, een verhaal is dat de wereld onderverdeeld in winnaars en verliezers, in goed en slecht. Het impliceert een (mannelijke) romantische houding tegenover geweld en is zo misschien wel het draagvlak voor dominantie en onderdrukking, aangezien conflict en geweld steeds worden beloond! Natuurlijk gebeuren er ook andere dingen in verhalen dan geweld, geruzie en uitingen van mannelijke dominantie, maar de meest naakte, elementaire structuur die we van het verhaal kennen is hier wel op gebouwd. Ik probeer bewust geen onderscheid te maken tussen fictie en non-fictie, want deze lopen volgens mij dan ook ordeloos door elkaar. Iedereen die enkele pagina’s van Yuval Noah Harari’s Sapiens heeft gelezen (en dat is ondertussen bijna iedereen), begrijpt dat het hebben van verbeeldingskracht en het scheppen van ficties essentiële vaardigheden zijn voor de evolutie van de mens en de mensheid. Harari vertelt ons dat zo ongeveer alles wat we kennen of denken te kennen uiteindelijk op verbeelding berust. Misschien is het dus niet zo absurd om te denken dat de meest gekende en hapklare vorm voor deze verbeeldingen, die van het verhaal, een gigantische invloed heeft op de realiteit. Of het nu binnen religie, politiek, economie of recht is, deze menselijke ‘bouwwerken’ lijken allemaal verdacht veel eigenschappen te hebben van wat Le Guin beschrijft. Het lijkt mij dus een relevante denkoefening om naar radicaal andere vormen van vertellen te zoeken, zodat deze vormen niet alleen andere verbeeldingen maar vooral andere realiteiten kunnen voortbrengen.
De paden die we niet namen
# ‘People’s history’
’People’s history’ is een bepaald historisch narratief dat een alternatief wil bieden op de gangbare geschiedschrijving die we kennen en ik hierboven heb proberen te beschrijven. Het is een narratief dat zoekt naar een nieuw soort vertelling vanuit het perspectief van de ‘gewone mens’ eerder dan vanuit leiders. Het zijn vaak verhalen over onderdrukking, armoede en opstanden. Verhalen waarin anti-helden tot nieuwe helden worden gemaakt. Nog interessanter voor onze denkoefening zijn de verhalen waarin geprobeerd wordt vanuit het standpunt van collectieven te vertellen. Het zijn vertellingen die niet enkel gaan over massabewegingen en burgeropstanden, maar die geloven dat het het dagelijkse leven van een grote groep mensen is die de geschiedenis stuurt. Door het vertelstandpunt te verschuiven van het individu naar het collectief wordt er geprobeerd om ruimte op te eisen voor alternatieve geschiedenissen, alternatieve werkelijkheden.
# Ursula’s Bag
I differ with all of this. I would go so far as to say that the natural, proper, fitting shape of the novel might be that of a sack, a bag. A book holds words. Words hold things. They bear meanings. A novel is a medicine bundle, holding things in a particular, powerful relation to one another and to us. -Ursula Le Guin (The Carrier Bag Theory Of Fiction) Ursula Le Guin stelt tegenover het verhaal als speer een nieuwe vorm, die van de zak of een buidel. De relatie tussen de verzamelde elementen in de zak kan heel conflictueus zijn, maar de vertelling is niet meer gefundeerd en wordt niet gereduceerd tot louter conflict. De Tralfamadorians, wezens uit de boeken van Kurt Vonnegut, zouden zich hier helemaal in kunnen vinden. Tralfamadorians zijn de bewoners van de planeet Tralfamadore en spelen een grote rol in Vonnegut’s boeken. Vonnegut gebruikt satire en science fiction om oorlog kritische verhalen te vertellen en deze vreedzame buitenaardse wezens representeren vaak alternatieven voor onze, volgens hem, gruwelijke wereld. Zij hebben kennis over de vierde dimensie en hebben hierdoor geen lineaire tijdservaring, ze kunnen reizen in de tijd en geloven dat elk moment voor altijd bestaat. Hun boeken beschrijven ze als volgt: "Each clump of symbols is a brief, urgent message —describing a situation, a scene. We Tralfamadorians read them all at once, not one after the other. There isn’t any particular relationship between the messages, except that the author has chosen them carefully, so that, when seen all at once, they produce an image of life that is beautiful and surprising and deep. There is no beginning, no middle, no end, no suspense, no moral, no causes, no effects. What we love in our books are the depths of many marvelous moments seen all at one time” -Kurt Vonnegut (Slaughterhouse 5)
Het rechtlijnige speer idee van het verhaal wordt vervangen door iets wat voor ons chaotisch en fragmentarisch overkomt. Toch lijkt het me interessant om deze soort chaos niet onmiddellijk af te doen als onoverzichtelijkheid maar, zoals de Tralfamadorians, het als een vorm van diepgang te bekijken.
Het is mogelijk dat het onmogelijk is om iets nieuwer en juister te zeggen. Het is mogelijk dat het ons op planeet aarde aan verbeeldingskracht ontbreekt om werkelijk nieuwe vormen van vertellen te verzinnen. Het is ook mogelijk dat de Tralfamadorians alreeds versteld zouden staan van de boeken van Georges Perec of de films van Roy Anderson. Toch wil ik deze denkoefening ambitieus doorzetten. Het uitspreken van de wereld vandaag voelt voor mij, als beginnend theatermaker, als een belangrijke opdracht. Iets dat met een bepaalde onverschrokkenheid maar ook met bijzondere aandacht en mogelijks voorzichtigheid moet worden uitgevoerd. Het is niet mijn bedoeling om te denken en werken vanuit een eindeloos deconstructivisme, dat het klassieke verhaal volledig afweert en veroordeeld. Wel ben ik benieuwd naar de mogelijkheden die zich openen wanneer we deze vorm niet als vanzelfsprekend beschouwen. Wat zijn de roads not taken voor onze verbeeldingen en vertellingen? Allicht is het eenvoudiger naar vormen van abstractie te grijpen voor dit soort onderzoek, het non-figuratieve, en non-narratieve lost bij wijze van spreken al heel veel op. Toch zou ik net ‘het drama’ willen gebruiken als middel en medium. Wetende dat ik dan waarschijnlijk heb af te rekenen met eeuwen lang Aristoteles. Misschien omdat het uitdagender voelt, misschien gewoon uit een onaantastbare voorliefde voor dit medium maar zeker ook omdat ik echt geloof in de flexibiliteit en het veelvormige karakter ervan.
1. LIEFDESBRIEF (20 DECEMBER 2017)
Aan mijn verliefde,
Ik noem je mijn verliefde, omdat ik je niet mijn geliefde mag noemen. Dat zou wegens de omstandigheden nogal voorwaardelijk zijn vrees ik.
Ik heb besloten om liefde te willen. Ik ben alvast aan één kant van het hele grote bed gaan liggen, zodat er in ieder geval in theorie ruimte voor je vrij is. Want: dan kom ik je tegen, wanneer ik het net niet verwacht en geen make-up draag en ook niet men goede broek. Kijk je toch naar me, vanop afstand , en we vergeten nooit meer dat liedje.
Dus ik verzin, uit voorzorg, dingen waarover we kunnen lachen. Elke middag iets nieuws. Wanneer we gezond eten, maar ook af en toe ijs Je belt me omdat ik iets heb laten liggen bij jou thuis. En pakt het voor me in, als was het een cadeautje. Dan lijkt het zo lang geleden, hoewel ik je gisteren nog zag. En dat je dan ook plots niet meer belt, zodat ik moet wachten, en jij op je tanden bijten omdat we beide onzeker en verward zijn, en dat je blijft ‘niet’ bellen tot we bijna boos worden.
En in het begin kan ik nog alle dagen tellen die van ons twee zijn, die keer in de zoo, die keer in je deurgat, die keer met de kapotte sleutel, die keer dat het heel laat werd, die keer toen ik je moeder zag, die keer dat je niet klaar kon komen, die keer dat het mijn beurt was, die keer op zolder, en dan daarna kan ik het niet meer tellen. Dan lijken de dagen van je over te stromen.
En wanneer ik u voor het eerst bespring kan je je ogen en je handen niet van mijn borsten houden, uit ongeloof, over hun vorm en hun grootte luide aanwezigheid. Het duurt lang voor we ons kleren uit hebben.
En we schrijven brieven, omdat we het samen het mooist op papier vinden staan, en ook met kaarslicht. En later worden die gevonden in de plooien van een boek en gepubliceerd in een bundel, waar deze brief dus één van is, en voorgelezen en als voorbeeld gezien van overweldigende onsterfelijke onvoorwaardelijke alomvattende onophoudelijke liefde…
En ik kom heel langzaam bij je wonen, en maak ratatouille, want dat vind je lekker en ook grappig heten. Ra-ta-touille
Soms word ik bang, omdat liefde ook eng voelt, en ik natuurlijk niet weet of ik je kan vertrouwen en dan moet ik denken aan die foto van Marina Abramovich. Maar dan kus je me in supermarkt tussen de zuivel en kus je me traag op de brug bij de boten en sterren en dan weet ik, van jou hou ik het meest en jij ook van mij.
Dan hebben we daar bijna seks omdat we elkaar -altijd- nu moeten hebben. En sta ik op om aan men dag te beginnen en jij ook, al hoef je nergens heen en we dansen en drinken samen teveel en krijgen de sleutel niet in het slot en moeten heel hard lachen tot we draaien en draaien en ik moet kotsen en jij mijn haar vast houdt maar me toch zoent.
En ik word wild als ik je ruik, en gelukkig als je vol concentratie kijkt, en stel je vragen over je pubertijd, en jij schaamt je omdat je zo braaf was. Maar dan bewijs je mij dat je nu niet meer braaf bent, in 13 verschillende posities.
En dat we dan kinderen maken. En dan kinderen krijgen en ruzie maken (in 13 verschillende posities). Over namen, omdat jij hem ridder en ik hem Max wil noemen. Maar hij heet Cesar en we kopen twee honden: Max en Ridder.
En dat ik dan bang word zoals vroeger, en ga schreeuwen zoals vroeger, maar dat je me dan vast houdt en streelt over men rug en vraag waarom ik bibber. En dan eten we bijna elke zondag frietjes en vergeten we sommige goede vrienden en gaan we op dubbeldate. Dan breek ik een been, en moet jij naar de winkel en maken we ruzie omdat ik er heel veel over nadenk en jij er nooit over na denkt. Dan gooi je een bord naar me dat nog van een grootmoeder was. Dan maak je het goed in 13 verschillende posities. En hebben we grappen die niemand grappig vindt maar wij wel, en dan later, wij ook niet meer, maar dan is het, soort van, “ons erfgoed” geworden. En je vader vindt me altijd fantastisch, omdat ik ook vind dat je je beter zou moeten kleden. Maar dan sterft hij en krijgen we zijn boekenkast die nergens in ons huis past. En wil jij die echt hebben, en moet ik er niet van weten. Na de kast krijgen we nog kinderen, dan gaat kleine Lucia studeren in het buitenland en moet jij huilen omdat je haar zal missen en ben ik jaloers omdat je om mij nooit huilt. Huil ik omdat je me nooit vroeg om te trouwen. En dan ineens, gaat Ridder dood, jij denkt per ongeluk, iets met hondenjaren, ik wil het er niet over hebben maar ben al lang blij dat je niet huilt.
We worden oud en de zwaartekracht werkt zwaar op mijn lichaam, alles gaat hangen, maar jij gaat niet vreemd en ik droom er enkel van, in 13 verschillende posities. Dus gaan we meer op reis, om te bekomen van de tijd en elkaar terug te vinden. Jij koopt ons een reisgids naar Kreta hoewel we naar Kroatië gaan omdat je je vergiste met al die K’s en ik weet niet of ik moet lachen of me zorgen maken. Maar uiteindelijk gaan we in een hele warme tent liggen op een hele lelijke camping vol hele lelijke rode hangende lichamen. En daar zijn we toch eenvoudigweg gelukkig. In 13 verschillende posities. Ik lig dus aan de ene kant van dat hele grote bed, met jou te spelen, maar aangezien jij daar nog steeds niet van op de hoogte bent, voornamelijk met mezelf. Ik heb besloten om liefde te willen, dus kom ik nog even niet uit bed, en wacht op jou. Zo is er vanavond dat feestje, waar ik helaas weer niet heen kan, want wat als jij net langs komt en ik er niet ben om te roepen dat je hier hoort. In dit bed dat je niet kent. Met dit meisje in, die je niet kent maar die er helemaal klaar voor is. Echt waar. Helemaal.